Na de schooldag


Nog maar net thuis gekomen van een schoolmiddag op de Prinses Marijke school kreeg ik een kop thee van mijn moeder en wilde daarna meteen weg om mijn vader van zijn werk te halen. Die school heette destijds zo omdat onze Prinses Marijke nog niet was omgeturnd naar Christina, vandaar.
Een jaar of 8 zal ik geweest zijn, zo halverwege de 50’er jaren van de vorige eeuw. Ik liep op mijn manier gehaast vanaf de Talmalaan de Doctor Boslaan in. Dan rechtsaf via de Savorin Lohmanlaan linksaf de Doctor Kuyperlaan in. Bij de Thorbeckesingel rechtsaf en het paadje in naast de katholieke begraafplaats waar de oude Schiedamse distillateurs zijn begraven. Met aan het einde een steile hol naar de Vlaardingerdijk. Van daaruit zag ik de molen de Drie Koornbloemen vrolijk zijn wieken ronddraaien. Een pracht gezicht vond ik dat.

Op de kruising met de Westvest wachtte ik altijd even aan de voet van de molen om te kijken. Een gigantische grote windmolen die zijn wieken met grote slagen in het rond liet draaien, aangedreven door de wind. Woesj … woesj … woesj … hoorde je het klappen van de wieken.
Ik stak ik de Westvest over en liep aan de linkerkant de hol van de Korte Haven af. De mandenmaker was druk aan het werk. Hij verpakte grote glazen flessen in een metalen korf en stopte stro tussen het glas en de korf in. Dat stro was gebonden op rollen van ca 60cm breed, die precies in de korf op maat werden afgesneden. Met grote klappen werd de mandfles met de bodem op de grond gegooid om de fles goed stevig in de korf te ‘zetten’.

Verderop was de timmerfabriek. Er was altijd veel bedrijvigheid daar. Stofwolken van de snerpend gillende zaagmachines zorgden ervoor dat je niet goed naar binnen kon kijken. Als de timmerman mij zag staan nam hij mij altijd even mee naar binnen en dan mocht ik rondkijken. De timmerman kende mij want mijn vader werkte in het pand ernaast.

Dan loop ik door de boogingang het bedrijf waar mijn vader werkt binnen. Een boogingang die heden ten dage nog steeds bewaard is gebleven. Gelukkig.
Zodra ik binnen kwam werd ik begroet door de daar wonende- en naamloze poes op een manier alsof zij wist dat ik eraan kwam. Het personeel begroette mij ook altijd lachend en dan kreeg ik een zakje met katjesdrop van mijn vader. Een heerlijk avontuur vond ik dat altijd en soms liep ik alle trappen op, naar de zolder in de nok van het pand op de vierde vloer. Zoals men dat daar noemde.

Om vijf uur werd ik door mijn vader geroepen en nadat pa alles had afgesloten klom ik bij hem achterop de fiets. De man trapte zich dan rot op het met kinderkopjes geplaveide wegdek, tegen de hol van de Korte Haven op.
De kruising met de Vlaardingstraat was ontzettend druk met fietsende werkmensen die naar huis wilden. Bij hotel Beiersbergen brandde het licht volop en de Drie Koornbloemen draaide onvermoeibaar zijn wieken suizend in het rond.
Moeizaam tussen het fiets- en autoverkeer van de Nieuwe Haven stak pa fietsend over naar de Vlaardingerdijk, en stopte bij het sigarenwinkeltje van Pietje. Daar haalde hij altijd zijn half zware Drum shag met een pakje mascotte vloe. Pietje was eigenlijk een vrouw die met haar transportfiets in de nieuwbouwwijken de aannemingsfirma’s van Muijs & de Winter langsging om haar rookwaren te slijten.

Nadat mijn vader zijn fiets in de kelder had gezet en de brievenbus had geleegd liepen wij hijgend de trappen op naar de vierde etage van onze flat. Een vermoeiende werkdag liep ten einde.
Vermoeiend ja, want zo’n dag ging bij ons mannen niet in de koude kleren zitten.

©Prlwytskovsky.

Wordt geknipt


Het is donderdagochtend en ik zit volgens afspraak bij mijn kapper Joop.
“Goedemorgen.” Zegt een man die na mij binnenkomt. “Wat is het lekker buiten, hè? Echt weer voor een wandeling.”
“Peet en ik hadden het net over onze computers, u heeft er toch ook één?” Zegt Joop tegen de binnenkomer.
“Ah ja, en ik heb zojuist een nieuwe harde schijf gekocht, maar ik begrijp niets van al die getallen die erbij worden geleverd. 500 Gigabite heb ik gekocht, maar wat moet ik mij daarbij voorstellen? Heb ik daar wel genoeg aan?”
“Nou, u moet het zo zien dat elke letter is één bit. Dus 1000 bits is één Kilobyte, 1000 Kilobyte is een Megabyte. En 1000 Megabytes is één Gigabyte en 1000 Gigabyte is één Tera byte.” Leg ik de man uit. Alsof hem de adem wordt ontnomen kijkt hij mij aan maar zegt niets. Joop knipt ondertussen gestaag door want zolang er haar is is er leven, is zijn motto.

“Mijn schoonzoon heeft mij aangeraden om een externe harde schijf te kopen van 500 Gigabyte. Dan heb je voorlopig ruimte genoeg, zei hij. Maar ik begrijp niets van die getallen.”
Na de man nogmaals te hebben uitgelegd wat 500 GB eigenlijk inhoudt lijkt het kwartje te vallen.
“Maar dan heb ik meer Gigabytes dan ik ooit nodig zal hebben?” Merkt hij verbaasd op. “Precies.” Zeg ik. “Maar wat gebeurd er nu met de harde schijf die in uw computer zit? Hoeveel Megabytes is die?”
“160 Gigabyte. Was dat te klein dan?”
Joop en ik kijken elkaar in de spiegel aan en wisselen een blik van verstandhouding uit. Hij smeert nog een lekker luchtje in mijn haar en wij rekenen af.
Ik wens de man het beste toe en zeg hem zich geen zorgen te maken over de schrijfruimte, want dat zit wel goed. Als ik naar zijn haardracht kijk zie ik hooguit drie haartjes bovenop zijn hoofd.
Maar ook daar: ruimte zat!

©Prlwytskovsky.

Hobby’s


Laat ik het eens over mijn modelspoorbaan hebben. Er deden zich wat probleempjes voor met de stroomopname. Dus heb ik de rails licht opgeschuurd en nu rijdt alles zoals het hoort, zonder ongelukken welteverstaan en vooral op tijd. Daar kan de NS een puntje aan zuigen.
Ineens is er een geluid dat er niet hoort te zijn en niet veel later wordt de hele trein, onzichtbaar voor het oog, uit de rails getrokken doordat er een wagon is ontspoord. Ik kan je mededelen dat dit spoorwegongeval plaatsgrijpt net in een tunnel onder een plaat hout in een hoek waar ik niet bij kan; uitgerekend daar dus.

Mijn schroefboormachine ligt gelukkig nog onder handbereik en ik begin eerst de rails van de bovenplaat te verwijderen, hierna schroef ik de bovenplaat los en zie de ravage. Persoonlijke ongelukken deden zich hier niet voor, hoewel …. Ik moet onder de tafel doorkruipen om aan de andere kant te kunnen komen en sta net iets te vroeg op. Toing .. krrrrakk … gllloeiende-gloeiende. Daar kan de andere trein, die even verderop staat te wachten ook niet tegen en hij valt waarschijnlijk van schrik spontaan om.
Eerst deze trein op de rails zetten, maar wel op een plek waar ik goed bij kan komen. Vervolgens de boel dichtschroeven en de rails terugleggen.

Dan kruip ik onder de tafel door naar het volgende spoorwegongeval, om aan de andere kant weer boven te komen zonder mij ergens aan te stoten. Ik wil de trein weer op de rails plaatsen en heb daar een wielengeleider voor aangeschaft die de locs en de wagonnetjes op de rails geleid zodat ik ze niet zelf op de rails hoeft te pielen. Maar die ligt uitgerekend net aan de andere kant van de baan. Ik stroop met mijn arm voorzichtig langs de objecten en rek mijn arm uit. Weer lawaai. Maar nu niet van ontspoorde treinen, nee, ik blijf met mijn mouw ergens achter hangen en trek een heel stuk rails mee. Het zit me niet echt mee vandaag. Ware ik grof gebekt dan had ik nu waarschijnlijk hartgrondig gevloekt maar ik hou mij in en gebruik krachttermen als ‘goeie grutjes’.
Fluitend zet ik alles weer in elkaar en draai aan de knop om de trein te laten rijden.

Er gebeurd niets.

Ik rammel hier en daar eens aan maar nee: geen beweging komt erin. Nu krijg ik zin in nog een treinramp, maar dan eentje die ik zelf zou willen veroorzaken. Ik kan mij beheersen en ga op onderzoek uit. Alles zit aangesloten zoals het hoort maar er komt geen beweging in. Totdat mij opvalt dat er een oranje stekker in het verlengsnoer zit die er niet in hoort: namelijk die van de schroefboor. Ik verwissel de stekkers en draai de knop van de trafo naar rechts: de treinen beginnen als vanzelf te rijden. Met een diepe zucht van tevredenheid zet ik beide treinen stil op hun speciale eigen plek en trek de stekker er uit.
Tevreden overzie ik het geheel en oordeel: Leuke hobby, modeltreinen. Geeft je net die broodnodige ontspanning.

©Prlwytskovsky.

Lili Marlene


Het is nacht een uur of één en kuierend loop ik door donkere straten. Met mijn handen diep in mijn zakken en mijn hoofd naar de grond gebogen. Een zacht voorjaarsregentje daalt ruisend neer op het jonge groen maar verder is er geen geluid hoorbaar, geen zuchtje wind voelbaar en geen mens te zien. Vraag mij niet waarom maar in gedachten hoor ik Marlene Dietrich “Lili Marleen” zingen en ik neurie met haar mee; in de verte hoor ik zelfs een accordeon zachtjes met ons meespelen.

Straatlantaarns schijnen hun licht door de nevel van regen en bij sommigen zijn er spinnenwebben omheen zichtbaar die het lichtschijn een mysterieuze aanblik geven. Niemand ziet mij, niemand weet wat ik voel, wat ik hier doe, of wat ik denk. Er ligt een ingedeukt cola blikje op het voetpad. Ik kan het niet laten om er een rotschop tegen te geven, waar het heen vliegt zal mij een zorg zijn; niemand die het ziet. Meteen stuift er een kat uit de bosjes en ik schrik me te pletter.

De lege trambaan met zijn glimmende rails laat het spoor zien, zo ver, dat in de verte de railstaven elkaar lijken te raken. Een autoweg ligt ernaast met nat glimmend asfalt, maar verkeer is er niet. Verkeerslichten knipperen geluidloos en er is niemand die zich er aan stoort. In een flat naast de autoweg brand één schraal lichtje in een van de vele donkere woonkamers.
De straat waar ik woon ligt er verlaten bij. Sporen op het natte asfalt tonen aan dat er niet lang geleden een voertuig is langsgereden. Afdrukken van voetstappen staan in de hal en zij leiden naar de ingang. Ik open de voordeur en stap in de lift om naar de negende etage te gaan. Op de galerij kijk ik nog een keer uit over mijn nachtelijk Schiedam: Zij slaapt.

Als ik binnenkom en de deur sluit hoor ik een zacht gezoem. Mijn computer staat nog aan. De mediaplayer heeft het hele ritueel afgespeeld. Ik kijk naar de nummers die zijn afgespeeld en naar het laatste nummer, van Helmut Zacharias:  Hörst du mein heimliches rufen.

©Prlwytskovsky.

Pasemus


Morgen is het Pasen, een dag als alle anderen. Vanmorgen zag ik op TV de Paus in een rolstoel die de ceremonie van de kruisweg wegens zijn gezondheidstoestand moet laten voor wat het is. Op andere zenders zag ik mensen staan zingen waar ik geen reet van kon verstaan, wie weet in het Koeterwaals?

Vroeger ja, toen was het huis versierd met van die kleine gele kuikentjes en bloesemtakken. Ex had dan ook nog eens dingen verstopt die ik dan weer op moest zoeken. Gelaten deed ik daar dan aan mee want moeder en schoonmoeder zaten vol verwachting te kijken hoe ik mijn hersens suf peinsde om onder dat gezoek uit te komen. Maar nee ik onderging gelaten mijn lot en vond na het hele huis overhoop gehaald te hebben één klein chocolade kut-eitje. Onder luid gejuich werd mij medegedeeld dat er nog veel meer verstopt waren.
Nou en, kan mij dat schelen. Als je die zo nodig wil hebben ga je ze zelf maar opzoeken.
En ja, dan ben ik weer een spelbederver volgens de toehoorders. Maar het kon mij ook allemaal niet schelen want ik wist dat later op de dag de neefjes en de nichtjes kwamen die in zeer korte tijd het hele huis afsnuffelde en daarbij dingen vonden die ik allang vergeten was maar ook die berg verstopte chocolade paaseieren boven water haalde.
Vandaag de dag is het andere koek dan ei.

Gisteren bijvoorbeeld heb ik mijn eigen eieren maar verstopt want ik moet toch wat. Maar omdat ik teveel gezopen had heb ik niet goed gekeken waar. Vanmorgen heb ik het halve park omgeploegd maar niet één ei vond ik terug.
Vroeger had ik een bepaald gevoel met Pasen zoals ook met Pinksteren en Kerst maar tegenwoordig is dat niet meer. Met het wegvallen van familie en vrienden verwaterd dat gevoel. Elk gevoel eigenlijk. Het enige gevoel dat ik nog heb is het gevoel als ik met een hamer op mijn vinger sla.
Er zijn vandaag zelfs geen duiven om weg te jagen om mijn frustraties op bot te vieren.

©Prlwytskovsky.

Liftpraat


In gedachten loop ik de lift in en druk op de B knop om naar beneden te gaan. De lift zet zich in beweging en stopt gelijk weer. Één etage lager komt een vrouw binnen en zij drukt op knop 12.

Mogge.

Goedemorgen … ohw hoor mij nu, ik zeg ook goedemorgen en het is al eind van de middag ahahahaaaa …., u bent zeker abuis mijnheer?

Nee dat deed ik met opzet want ik probeer altijd leuk te doen.

Nou de humor hierin ontgaat mij, maar even een vraagje: gaat deze lift naar boven?
Dat zal ongetwijfeld wel maar nu gaat hij naar beneden want ik drukte daar het eerst op.

Nou dat is toch raar want als ik één etage hoger moet zijn om dan eerst helemaal naar beneden te moeten.

Als u één etage hoger moet zijn dan had ik de trap maar genomen als ik u was.

U moet wel aan andere mensen denken en bovendien een lift is er toch voor om geen trappen te hoeven lopen. Zei ze streng naar mij kijkend.

Maar mevrouw, ik denk de hele dag aan andere mensen, vooral aan mooie vrouwen.
Hier reageerde ze niet op maar ik wilde haar toch een gouden tip meegeven.

Woont u hier?

Wij zijn aan het behangen en komen hier volgende week wonen, zei ze vol trots.

Dan moet u eens informeren bij de huiseigenaar om uw vingerafdruk te laten registreren. Ongelovig keek ze mij aan.

Ja zei ik, die wordt dan ingevoerd in de liftcomputer zodat de lift als eerste reageert op bewoners en niet op bezoekers. Deze service kost u eenmalig €4,95, ik heb dat al jaren.

Ooohw jaaaa? Dan moet ik dat ook hebben! Zei ze gretig en op de begane grond ging de liftdeur open.  Samen stapten wij uit waarbij ik haar vroeg of zij toevallig niet naar boven wilde?
Jah ohw goh, ik vergeet helemaal waar ik naartoe wil.
Ondertussen sloot de liftdeur waarbij de lift zonder haar vertrok.

Nou buurvrouw voor deze keer zal ik voor u op de knop drukken dan komt de lift sneller, let maar op.
Ik maakte mij ondertussen snel uit de voeten voordat ze ontdekt dat ze bedonderd werd.

©Prlwytskovsky.

Vogels zijn net mensen


Hoe goed zijn Slechtvalken, wat stelen Kiekendieven, welk geluid maakt een Oehoe en is een Paradijsvogel per definitie een mannetje of bestaan er ook andere Radijsvogels?
Als ik mijn vaste rondje door het park loop zie ik vogels, veel vogels en van diversen pluimage zelfs. Maar hoe heten die? De nomenclatuur er op naslaan heeft geen enkele zin want dan lees je namen die nog rotter zijn uit te spreken dan mijn eigen naam. Het tafereel ziet er voor mij niet vredig uit en het lijkt erop dat zij elkaar onheus bejegenen.

Punt is natuurlijk dat er gepaard dient te worden en dus moet er een gewillig vrouwtje worden gevonden. Dat andere vogels dit niet in dank afnemen is te merken aan dat zij elkaar letterlijk in de veren vliegen. Maar het gaat nu even om ons voorstellingsvermogen. Vogels zijn net als mensen en zeker als het op paren aan komt. Laat ik mijn gedachten even voor jullie schetsen.
Ik loop door de straat en zie een leuke vrouw op mij afkomen, hand in hand loopt zij met een man. Als ik vlakbij ben sla ik die vent meteen op z’n bek en zeg dat hij kan opdonderen. Resultaat bij de vrouw: nul. En zo gaat nog een paar keer eer ik eindelijk een vrouw vind die mijn recalcitrante gedrag naar waarde weet te schatten, waarna er dan logischerwijze gepaard kan worden. Toch?
Na de paring mag ik nog wel met haar mandje naar de winkels om voedsel voor haar in te slaan maar dan moet ik wegwezen. Opgehoepeld, misschien tot de volgende lente.

De overeenkomst van mensen en vogels zijn eieren. Mensen eten eieren en vogels eehh … poepen eieren uit zeg maar. Als zo’n ei dan is uitgebroed schreeuwt het jong moord en brandt. Pa Radijsvogel trekt erop uit en zamelt voedsel in. Wormen moet hij hebben, heel veel wormen. Hij zoekt ze op het grasveld.
Hoe ik dat moet doen heb ik als kind geleerd toen ik een verwoed hengelaartje wilde worden. Je steekt een spade in de grond en beweegt die snel heen en weer. De wormen komen dan boven, die kun je zo pakken. Wormen bijten niet, dit in tegenstelling tot honden die mij daar bezig zien. Maar we hebben het nu over vogels en wormen. Een dikke lange regenworm bijvoorbeeld, die moet je met het aardappelmesje in stukjes snijden. Julienne snijden heet dat, zoals het schuin snijden van soepgroente. Daarna dient men het nog bewegende stukje gesneden gewormte aan het haakje te prikken. Et voila. Maar vogels denken er veel simpeler over. Die pakken een hele worm en laten die in het bekje van de boreling zakken. Het formaat worm doet er even niet toe. Dat het goed smaakt bewijst het gekrijs naar meer gewormte.

Dan volgt de fase van het uitvliegen van de jongelingen. Uitsloverig oefenend op de rand van het nest in de hoge boom en dan vliegt de eerste weg. Een kort traject dit keer want het betreft een testvlucht. Ook zit er in zo’n nest altijd een of andere sufferd die dat niet durft. Vind ’ie misschien wel eng. Uiteindelijk springt hij dan toch van de rand van het nest met een duikvlucht recht op het grasveld af. Daar valt hij eerst nog een paar keer op zijn bek om dan uit te vliegen naar verre oorden. Het nest hangt er daarna uitgewoond en verlaten bij. Ontluikende bladeren aan de boom zorgen ervoor dat het nest onzichtbaar wordt.
Volgend jaar toch eens opletten of ze mij nog herkennen.

©Prlwytskovsky.

De op hol geslagen mens


Het is weer zover: de krokusjes staan weer in bloei. Bomen lopen uit en krijgen zowaar al kleur. Een wit vrachtwagentje komt eraan gereden en mannen in oranje kleding stappen uit. Zij dragen een schop en een hark en gaan de grond tussen de struiken te lijf. Een vogel vliegt weg. Een man haalt stukken zwerfvuil weg. Alles wordt geschoffeld en aangeharkt. Na een week hard werken ligt het park er als een pronkjuweel bij. Je zou zelf zover kunnen gaan te fantaseren dat je vriend langoor al ziet met zijn mandje vol lekkernijen. Huppelen doet hij niet want hij is al aardig aan het uitdijen voor de eerstvolgende kerst. Dan fungeert hijzelf namelijk als feestmaal.

Ook in dit seizoen is de mens bezig met zijn gezondheid. Zowel mannen als vrouwen proberen op hun manier hard te lopen, op speciaal schoeisel en in joggingpakken met kleuren waar je scheel van wordt. Bij sommige vrouwen zwiebert en zwabbert er van alles in die niets verhullende joggingpakken. De stappen die zij nemen zijn niet groter dan één schoenlengte. Zwetend en puffend sjokken zij voort. Draden met kwijl en snot voor zich uitstotend. Een hond kijkt er minachtend naar.
Een ambulance met blauw zwaailicht siert de zaak op. Mannen in gele outfits bewaken de parkoersen. Want dat hoort er nu eenmaal bij, bij de op hol geslagen mens. Helaas zonder fanfarekorps. We kunnen nu eenmaal niet alles hebben.
’t Schijnt joggen te heten. Je ergens heen spoeden waar je niet wordt verwacht. Zinlozer kan ik het mij haast niet voorstellen. Ze zijn goed bezig met zichzelf. Mij zegt dat allemaal niets.

Als alles voorbij is loop ik over de verlaten paden in het park. De ambulance is vertrokken evenals de in het geel gestoken broeders. Platgetrapte krokusbedden en samenklonterende tissues ontsieren als dank de paden na deze recreatieloop. Over het bruggetje zitten twee oude dames op een bankje angstig om zich heen te kijken. Een schommel beweegt nog langzaam na. Net als een uur geleden ligt het park er weer verlaten bij en keert de rust weer.

©Prlwytskovsky.

Dropa discs


Van de week heb ik een documentaire gezien waarin wetenschappers op zoek zijn naar buitenaards leven. Zij zoeken zich suf en alle bekend staande planeten worden besnuffeld, tot zelfs voorbij de grenzen van ons melkwegstelsel.
Ik laat mij bijvoorbeeld wijsmaken dat, als de in 1977 gelanceerde Voyager-1 ooit buitenaards leven ontdekt en de signalen hiervan terugzend naar de aarde dat het dan maar liefst 800 miljoen jaar duurt eer ons deze berichtgeving bereikt. Er is weliswaar een gouden plaat aan boord, samengesteld onder leiding van de helaas veel te vroeg overleden Carl Sagan met fragmenten van muziek van Bach, een beeltenis van een man en een vrouw en de geografische positie van de planeet aarde. Maar dan toch vraag ik mij af of welke levensvorm dan ook op die afstand onze berichtgeving ooit kan ontcijferen. Weten zij wie of wat Bach voor een ding is? Weten zij wat mannetjes en vrouwtjes zijn? De positie van de aarde ja, die zullen zij mogelijk herkennen.
Of kijken zij net zo verwonderd als wij toen wij de Dropa-Discs vonden in China? Gelijk aan een cd vorm maar dan van steen met groeven. Wij weten niet wat wij daar mee aan moeten en zouden de buitenaardsen dan wel weten wat zij met die gouden plaat moeten doen? Omsmelten ja!

Ik ben vergeleken met Carl Sagan maar een simpele ziel in dit ondermaanse maar ik denk er wel het mijne van. Dus laten wij eens gek doen: The sky is not the limit, maar we gaan verder!

Veronderstel nu eens dat er daadwerkelijk leven bestaat, weliswaar een andere levensvorm dan het onze. Marsmannetjes voor mijn part. Dus zoeken wij naar leven met de kennis en de wetenschap zoals wij dat hier op aarde kennen en daarbuiten in de ruimte denken te kennen. Is dat niet een beetje een arrogante gedachtegang van de mens?
Ooit schreef ik eens dat als God op zijn computer het spel Simcity speelt en zijn moeder roept dat hij moet komen eten dan drukt hij op de delete knop. Het spel valt stil en de computer gaat uit. De aarde heeft dan nooit bestaan.
Laten wij eens vanuit een andere invalshoek deze zaak bekijken. Veronderstel nu dat je in je woonkamer zit en de zon schijnt fel naar binnen. Je trekt de lamellen dicht en heb geen enkele wetenschap van het geen zich achter de lamellen voltrekt. Als onze dimensie en een mogelijke buitenaardse dimensie nu eens vlak naast elkaar zouden leven? Slechts gescheiden door lamellen? Zou dat mogelijk zijn? Is het dan een simpele kwestie van een gammele lamel opzoeken, als een soort draaideur, die jou doorlaat naar gene zijde?
Ja, hoor ik mensen roepen: aan de rechterkant hangt toch een touwtje waarmee je de lamellen kunt openen? Natuurlijk, maar wie weet dat? Jij en ik ja. Maar weet een buitenaardse levensvorm dat ook? Dus kan een buitenaards wezen dan ook die gouden plaat in de Voyager-1 ontcijferen? Ik betwijfel dit.

Neem nu een huisvlieg, niet al te letterlijk natuurlijk; maar neem een huisvlieg. Die vlieg cirkelt rond in je kamer en wil naar buiten maar alle ramen zijn gesloten. Dus hij blijft brommen. Dan ineens begint de fluitketel te gillen omdat het theewater kookt. Zou die vlieg dan anders reageren? Nee! Hij herkent het geluid niet als iets dat in zijn dimensie thuishoort en misschien hoort hij het niet eens. En wij mensen zoeken maar in de ruimte naar geluiden of signalen die daar volgens ons zouden ‘moeten’ voorkomen? Wie weet gillen de buitenaardse wezens wel naar ons zonder dat wij dat herkennen, zoals de vlieg en de fluitketel. Maar op welke frequentie gillen zij en op welke manier?

Ik ben er van overtuigd dat als wij mensen binnen de filosofie van de genoemde lamellen die de dimensies tussen  ons scheiden een uitgang weten te vinden dat wij vervolgens niet meer terug kunnen keren; en zeker geen contact kunnen onderhouden met deze wereld. Maar aan de andere kant: welk voordeel zou het ons kunnen bieden? Wie weet wil je wel graag terug naar hier maar is de kans je daartoe ontnomen.
Buitenaards leven ontdekken is heel erg ingewikkeld maar kan misschien zo simpel zijn. Wil je het eigenlijk wel vinden?

©Prlwytskovsky.

Plakkie worst


Sinds mijn laatste bezoek aan de slagersvrouw een paar maanden geleden is er niet veel veranderd. Vandaag wil ik een varkenshaasje, beuling en boerenham. De slagersvrouw staat achter de toonbank en ziet mij binnenkomen. Zij glimlacht vriendelijk en ik knik terug, gelaten wachtend tot ik aan de beurt ben. Dan komt ze op mij af en vraagt waarmee ze mij kan helpen.
“Hoe bedoelt u?” Vraag ik.
“Hè, begin nou niet weer” zei ze: “ik ben je grappen al ontwent en het gaat net zo lekker vandaag.”
Oké, ik zou mij gedragen en bestel mijn vleeswaren. Bijna fluitend legt zij de gevraagde spullen op de toonbank en kijkt mij hierbij met lachende ogen aan. Ze wil gaan afrekenen maar zover ben ik nog niet.

“Krijg ik geen plakje worst van je?” Vraag ik haar: “anders stop je me altijd vol met worst en nu krijg ik niks?” Daar staat ze dan, met een mond vol tanden.
Een vrouw naast mij kijkt mij aan en vervolgens naar de slagervrouw: “ik heb nog nooit een plakje worst van jou gehad, doen jullie dat dan?”
De slagersvrouw kijkt mij aan en zegt: “zie je nou met je grappen, nu kan ik de hele voorraad aan plakjes gaan snijden en weggeven: je wordt bedankt!”
“Nou uuhhh” zeg ik: “ik wilde alleen maar leuk doen.”
“Ga alsjeblieft weg. Ik heb je al weer meer dan genoeg gezien vandaag.”

Ik trek de deur achter mij dicht en voor de etalage wacht ik nog even tot ze naar mij kijkt en werp haar een kushandje toe. Ze lacht en gaat dan verder met haar werk.
Om de hoek staat de fietsenmaker voor zijn deur te paffen en hij veegt zijn handen af aan een poetsdoek. Hij knikt naar mij en ik knik terug. Het wordt een gezellige dag vandaag.

©Prlwytskovsky.